Albana

Herkomst

De witte Albana druif groeit vooral in de regio Emilia-Romagna in het noorden van Italië en wordt hier al sinds de dertiende eeuw geteeld. We kennen hem ook als de Greco di Ancona (niet verwant aan de Greco di Tufo). We treffen hem tevens aan in La Spezia (waar ook de Cinque Terre liggen) in Liguria en Mantova in Lombardije. De eerste vermelding van de Albana druif vinden we terug in het geschrift van Pietro de Crezenzi in 1305 die hem omschrijft als 'een druif die een krachtige wijn produceert'. Wijn op basis van Albana werd dan ook veel gedronken aan het hof van Ravenna.

De naam is afgeleid van de Colli Albani, vulkanische heuvels in Lazio ten zuiden van Rome. Daarnaast heeft verder onderzoek ook uitgewezen dat hij een voorouder is van de Garganega druif. Op zijn minst een druif met een rijke geschiedenis! Nadat de druif bijna was verdwenen is door de impuls van een programma de Albana als autochtone Italiaanse druif terug aan een remonte bezig. De beste Albana-wijnen worden gemaakt van druiven die geteeld zijn uit de rode klei van de heuvels die vertrekken aan Faenza.

De meest waardevolle wijngaarden zijn deze van de Albana di Romagna, vanwege de DOCG status van deze Passito-wijn vanaf 1987. Reeds vanaf 1967 genoot hij van een DOC-status.

Herkenbare aroma's

De Albana-druif heeft een groene dikke schil, waardoor de druif beschermt wordt tegen rotting. We krijgen vooral fijne aroma's met een nootachtig karakter en knapperige zuren. In de afdronk vaak een fijne, licht bittere amandeltoets.  

Aroma's in de passito-stijl van Albana omvatten veelal honing, abrikoos, kruiden en magnolia.

Wijnen

Wijnen op basis van de Albana-druif kunnen zowel droog, zoet als mousserend zijn. De wijn is doorgaans licht, nootachtig en romig. In de droge vorm heeft het frisse zuren en proeven we licht bittere amandel toetsen.

Klik hier om de wijnen te zien uit onze selectie op basis van de Albana druif